Doodknuffelen
In dit artikel, dat verscheen in de Volkskrant van zaterdag 18 juni 1988, introduceerde ik de term ‘doodknuffelen’. Deze term vatte mijn grote bezwaren tegen het Nederlandse beleid ten aanzien van minderheden bondig samen, namelijk dat buitenlanders in Nederland vaak worden beschouwd als een zielig stelletje dat niet voor zichzelf kan zorgen. Dit uitgangspunt van het Nederlandse beleid is echter beslist een misvatting.
Buitenlanders kunnen best voor zichzelf opkomen. Verschillende instanties die denken voor hen te moeten zorgen, kunnen verdwijnen.
Het lijkt erop dat het artikel de benadering van het allochtonenvraagstuk flink heeft omgebogen, zoals van Galen schreef (zie hieronder). Een aantal publiekelijke uitspraken hierover:
- Anil Ramds, De Groene Amsterdammer, juni 1992: “het huidige minderhedendebat is niet door Frits Bolkestein, maar door David Pinto op gang gebracht”
- René Zwaap, De Groene Amsterdammer, 29 april 1998: “Pinto, van joods-Marokkaanse afkomst, maakte tien jaar geleden geschiedenis door in een ingezonden stuk in de Volkskrant te beweren dat allochtonen in Nederland worden ‘doodgeknuffeld’. Frits Bolkestein pikte dat signaal op en maakte het tot kern van een al even historische rede in Zwitserland….”
- John Jansen van Galen in Het Parool van 4 november 1999: “David Pinto gaf in 1988 de aanzet tot een ommekeer in de politiek jegens migranten door te zeggen dat ze door zorg en subsidies werden ‘doodgeknuffeld’ zonder dat ze werden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. De ‘inburgeringscontracten’ waren het gevolg.”
- Hedy d’Ancona in Contrast van 19 december 1999: “De overheid hamerde op plichten en links wilde vooral politiek correct zijn en dorst geen eisen te stellen. Toen David Pinto het had over het doodknuffelen van minderheden, had ik ook zo’n Pavlov-reactie; dan werd ik kwaad. “Hoe kun je dat nou zeggen?”, dacht ik toen. Ze worden juist verwaarloost. Terwijl hij in zekere zin wel gelijk had.”
Een meerderheid van de Nederlanders vindt, dat buitenlanders geen aanwinst vormen voor de Nederlandse samenleving. Dit is gebleken uit onderzoek van het Nederlands Interuniversitair Demografisch Instituut (NIDI). Ik vind de uitkomst van dat onderzoek niet verwonderlijk.
Een dergelijk resultaat was zelfs nog te voorspellen. Valt er echter nog iets aan dit onder Nederlanders levende idee te veranderen? ik denk het wel.
Isaac de Pinto had in de achttiende eeuw al een oplossing voor een soortgelijk probleem. Hij hield zijn Portugese landgenoten in Nederland voor dat, als zij geaccepteerd wensten te worden door de Nederlandse samenleving, zij moesten zorgen dat hun armen en mindervaliden de Nederlandse samenleving niet tot last waren. Hoe kunnen we dit recept nu gebruiken voor de jaren negentig van deze eeuw?
Mijn stelling is dat de acceptatie van en het respect voor buitenlanders zal stijgen, wanneer zij als groep voor zichzelf kunnen zorgen. Over de manier waarop buitenlanders in Nederland beter voor zichzelf kunnen zorgen, heb ik enkele onorthodoxe ideeën. Het is inmiddels duidelijk en algemeen erkend dat — alle inzet en geld ten spijt — er niet over een noemenswaardig effect gesproken kan worden. Dit is zelfs door premier Lubbers en minister De Koning (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) toegegeven. Een ding staat dus vast: er is een totaal andere aanpak van het probleem nodig.
Mijn advies aan allen in Nederland, allochtonen en autochtonen, bestaat uit drie delen:
- breng het probleem terug tot de juiste proporties;
- zet even je eigenbelang en vastgeroeste denkbeelden opzij;
- durf de tot op heden als taboe beschouwde kwesties aan de orde te stellen.
Bekijk dit advies eens vanuit het algemeen belang, vanuit het belang van de totale samenleving. Wat betekent dit dan in concreto?
Multicultureel
Om maar met een aardige knaller te beginnen. Het totale aantal allochtonen in Nederland bedraagt zeven procent van de totale bevolking. En het totaal aan allochtonen met een buitenlandse nationaliteit bedraagt ongeveer vier procent. Welnu, rechtvaardigen deze cijfers de alom gekoesterde gedachte dat Nederland een multiculturele, of multiraciale samenleving is? Ik vind van niet.
In de Gouden Eeuw was het percentage buitenlanders in Nederland bijvoorbeeld veel hoger dan vandaag de dag. Ik geef toe dat de situatie in de concentratiegebieden, waaronder de grote steden, anders is. Daarom pleit ik voor een gedifferentieerd beleid. De concentratiegebieden moeten de ruimte krijgen om een ander beleid te voeren dan het landelijke. Maar op landelijke schaal wordt het ‘minderhedenprobleem’ onverantwoord opgeblazen. Een verpleegkundige in Groningen gaf tijdens een van mijn lezingen te kennen, dat zij, afgaande op de aandacht die de media eraan besteden, ervan uitging dat er momenteel meer buitenlanders dan autochtone Nederlanders in Nederland wonen. Soortgelijke voorbeelden kom ik helaas vaker tegen. Gaat dit onjuiste beeld op den duur niet in het nadeel van de buitenlanders werken?
Voorzieningen
Hoe verhouden zich de genoemde werkelijke cijfers met het aantal instellingen en organisaties dat zich specifiek bezighoudt met en ten behoeve van de buitenlanders?
Ik noem voor de vuist weg een aantal van deze organisaties:
- de Regionale Centra Buitenlanders (in elke regio ten minste één, de Surinaamse, Antilliaanse en Molukse instellingen niet meegeteld);
- het Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB), de Landelijke Federatie voor Surinamers (en vergelijkbare instellingen voor andere groepen);
- Studio Informatie Minderheden (IM);
- het Landelijk Bureau Racismebestrijding (LBR), de Adviescommissie Onderzoek Minderheden (ACOM), het Anti-Discniminatie-Overleg (ADO);
- het Landelijk Overleg- en Adviesorgaan (L0A).
Bij deze lijst kunt u nog de vele plaatselijke, regionale en landelijke, overkoepelende ‘eigen organisaties’ en de per groepering ingestelde inspraakorganen optellen. Bedenk daarbij nog eens hoeveel functionarissen speciaal belast zijn met het begeleiden van buitenlanders bij talloze algemene Nederlandse instanties als ministeries, gemeenten en algemeen maatschappelijk werk.
Zijn al die organisaties werkelijk nodig? Is al die aandacht werkelijk nodig? Wie profiteren hier eigenlijk van? De doelgroepen zelf of hun voormannen?
Ik vind dat het anti-emancipatorisch is om destijds gestichte instellingen die tot doel hadden de mensen de weg in de maatschappij te wijzen nog steeds in stand te houden, terwijl vele sectoren van de maatschappij herhaaldelijk aan bezuinigingsoperaties onderhevig zijn.
Wat moeten we denken van het advies van de Evaluatiecommissie Rijksregeling Welzijn Minderheden (doorgaans commissie-Van Doorn genoemd) over de toekomst van het welzijnswerk ten bate van buitenlanders?
Dat advies komt neer op: de overheid moet de minderheden beschermen.
Houdt de betutteling dan nooit op? Wat voor advies verwacht men trouwens, als de voorzitter van deze commissie tegelijkertijd ook voorzitter is van het eerder genoemde Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB)?
Dit doet mij denken aan het Marokkaanse gezegde: ‘“Hond, wie zal het voor je opnemen?” — “Mijn staart, mijnheer!”’
Het valt toch niet te verwachten dat iemand adviseert zijn eigen club op te heffen?
Van Doom was dus een ongelukkige keuze van de minister van WVC voor deze adviesopdracht. Het zijn juist de eigen organisaties die onontbeerlijk zijn voor de emancipatie van de buitenlanders. Die eigen organisaties moeten in staat worden gesteld de emancipatie en de andere taken van de categoriale instellingen, zoals belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding, over te nemen, zodat zij volwaardig en ‘zelfredzaam’ kunnen functioneren. Te lang al heeft de betutteling geduurd. De etnische minderheden zijn langzamerhand doodgeknuffeld. Mijn suggestie is de eerste organisaties, als categoriale instellingen opgericht en te lang in stand gehouden, gewoonweg op te heffen. Er kan niet worden volstaan met halve maatregelen als afslanking en herziening van taken en dergelijke. De dienstverlening moet nu eindelijk worden ondergebracht waar zij thuis hoort: bij de algemene instellingen. Men zou zelfs een stapje verder kunnen gaan in de jaren negentig.
Bundel alle krachten in een Nationale Adviesraad a la de Emancipatieraad, eventueel met onderafdelingen per regio en per groepering. Laat deze raad de stem van de buitenlanders vertegenwoordigen en het beleid zo direct mogelijk beïnvloeden. Het geld dat vrijkomt wanneer de door mij voorgestelde drastische maatregelen worden doorgevoerd, kan op een veel nuttiger manier worden gebruikt. Werkgelegenheid en een op werk gerichte scholing dienen de uitgangspunten van het nieuwe op emancipatie gerichte beleid te zijn, zeker in de 22 gemeenten waar gezamenlijk 80% van de buitenlanders woont, maar dan alleen omdat daar de grootste werkloosheid heerst.
Migrantenbeleid
Het idee van de eigen organisaties die moeten opkomen voor de buitenlanders zou terrein winnen wanneer men nu eindelijk tot het besef komt dat we te maken hebben met normale, volwaardige mensen en niet met een zielig stelletje dat tot in lengte van dagen verzorging behoeft. In dit zielig vinden van buitenlanders schuilt immers het gevaar van de self-fulfilling prophecy.
Deze houding bestaat nu al veel te lang. In de jaren negentig moeten we niet meer spreken over minderheden, maar over migranten. Migranten die zelf aan hun toekomst werken, die voor zichzelf moeten, willen en kunnen opkomen. Dan kan er ook wat minder onderzocht worden onder buitenlanders. Want als ze tegenwoordig niet worden doodgeknuffeld, dan worden ze wel ‘doodonderzocht’.
Als we zo ver zijn dat buitenlanders als volwassenen worden beschouwd die voor zichzelf kunnen zorgen, kan op een geheel andere wijze worden gekeken naar kwesties als:
- het huidige interculturele onderwijs (ICO), dat bestaande stereotypen in de hand houdt;
- het onderwijs in eigen taal en cultuur (OETC), dat de ongelijkheid momenteel bestendigt;
- de oprichting van eigen scholen, die de emancipatie kunnen bevorderen.
Het nieuwe beleid moet gericht zijn op participatie van de buitenlanders in de Nederlandse samenleving. De discussie over integratie, assimilatie, segregatie, acculturatie en meer van dat soort termen is volkomen academisch.
Overgevoelig
Een laatste, wellicht het meest verregaande punt: zou het niet zo zijn dat er misselijke Turken, onuitstaanbare Marokkanen, vreselijke Molukkers en afschuwelijke Surinamers bestaan? Er zijn toch ook weerzinwekkende Nederlanders?
Waarom is het wel mogelijk het tweede hardop te zeggen, maar mag men het eerste slechts heimelijk denken?
De onderdrukking van oprechte, realistische opvattingen vind ik gevaarlijk. Hoe komt het toch dat de geringste aanmerking op een buitenlander als racisme beschouwd wordt? Omdat men denkt dat buitenlanders zielig zijn en niet voor zichzelf kunnen zorgen!
Zelfs een klein Turks jongetje, dat door een Nederlandse collega van mij gemaand werd om een hek niet te vernielen, reageerde nu al met ‘racist!’. Dat komt nou van dat doodknuffelen.
En dan bent u nog verbaasd dat buitenlanders niet als een aanwinst voor de samenleving worden gezien?
Alle gesignaleerde problemen zouden afnemen of zelfs worden opgelost, wanneer buitenlanders niet langer worden doodgeknuffeld, wanneer zij niet langer als invaliden worden beschouwd en wanneer niet elk initiatief hen direct uit handen wordt genomen. Het gaat immers om normale, goede en minder goede, aardige en minder aardige mensen, die helemaal niet in elk opzicht ontzien behoeven te worden.
Tot slot nog een advies voor de jaren negentig.
Zie dit maatschappelijke probleem nu eens niet als een politiek probleem. De vraag moet zijn, wat het beste is voor de samenleving, niet wat het beste is voor deze of gene politieke partij, niet wat het beste is voor de eigen werkgelegenheid. Juist een beleid dat van invloed zal zijn op veel komende generaties van in Nederland wonende mensen mag niet op kortzichtige ideeën gebaseerd zijn.
David Pinto
Directeur Intercultureel Instituut (ICI)